Cijfers over familiebedrijven: de puntjes op de i.

08.03.2013

Over familiebedrijven wordt er vaak met cijfers gegoocheld. Een veel geciteerd cijfer is dat “slechts” 30 procent van de familiebedrijven de tweede generatie haalt en slechts 10 à 15 procent de derde en 3 à 5 procent de vierde generatie.

Deze cijfers worden meestal vanuit een negatief perspectief voorgesteld: familiebedrijven zijn kneusjes, die geen lang leven beschoren zijn.

Wie deze cijfers nader bestudeert komt echter tot andere conclusies.

Vooreerst worden de cijfers vaak verkeerd geciteerd. Zij zijn afkomstig van een studie, die in 1987 door Professor John Ward werd uitgevoerd.

In zijn studie concludeerde Ward dat 30 procent de tweede generatie doorkomt (in het Engels “makes it through the second generation”). 10 à 15 procent geraakt door de derde generatie en 3 à 5 procent door de vierde.

In tweede instantie kan men de vraag stellen of deze cijfers noodzakelijk slecht zijn.

Volgens Arie De Geus in “The living company” is de gemiddelde levensduur van een groot bedrijf veertig jaar. Als een generatie in een familiebedrijf 25 jaar omvat dan bestaan er na twee generaties of vijftig jaar volgens Johan Ward nog 10 à 15 procent van de familiebedrijven. Dit zijn zonder meer voortreffelijke cijfers. Is de boodschap van De Geus en anderen trouwens niet dat alle bedrijven – zowel familiebedrijven als niet-familiebedrijven – het moeilijk hebben om langer dan veertig jaar te overleven?

Er is nog een derde, belangrijk aspect. De studie van Ward bracht slechts de overleveringskansen van individuele bedrijven in kaart. Recent werd aangevoerd dat het interessanter zou zijn om een en ander te bekijken vanuit het perspectief van de ondernemende familie.

Uit empirisch onderzoek blijkt immers dat veel grote families na verloop van tijd eigenaar zijn van een portfolio van bedrijven. Het is met andere woorden niet omdat een familie een bepaald bedrijf sluit of van de hand doet dat zij geen andere ondernemingen meer bezit of creëert.

Het zou derhalve veel boeiender zijn om in kaart te brengen hoe lang families als ondernemer actief zijn. Dit zou niet eens verrassende cijfers kunnen opleveren. Waarop wachten onze Vlaamse onderzoekers inzake familiebedrijven?