Vijf lessen uit de reeks "Zonen en dochters" uit De Tijd

07.12.2012

Recent publiceerde De Tijd de bijzonder lezenswaardige reeks “Zonen en dochters”   In deze reeks werden de jonge Turken geportretteerd, die vroeg of laat een (belangrijke) rol zullen spelen in hun familiebedrijven.  Lien Van de Velde (Van de Velde), Karl, Yves en Stefan Huts (Katoennatie), Patrick Leysen (Ahlers), Nicolas Bouckaert (Beaulieu of America), Patrick Lathouwers (ex – AS Adventure, nu Moose In the City) en Edouard Janssen (Solvay) passeerden de revue.Uit de reeks kunnen een aantal interessante lessen worden getrokken over het reilen en zeilen van een familiebedrijf in het algemeen en de opvolging in het bijzonder:

1.   Het valt op hoe de juniors doordrongen zijn van de waarden, die door de senior generatie zijn doorgegeven: liefde voor een kwaliteitsvol product (Van de Velde), hard labeur (Bouckaert), efficiëntie en daadkracht (Huts) werkethiek en soberheid (Janssen).  Edouard Janssen drukt het krachtig uit, wanneer hij stelt dat de waarden het sociaal kapitaal van de aandeelhouder zijn.  Het is inderdaad door middel van dit – soms over generaties heen – opgebouwde sociaal kapitaal dat familiebedrijven zich onderscheiden van niet-familiebedrijven.

2.   Kenmerkend is dat de meeste juniors vanop vroege leeftijd en vaak spelenderwijze in contact komen met het familiebedrijf.  Lien Van de Velde vertelt hoe zij vaak meeging met haar vader, die zijn “laatste ronde” in de fabriek deed.  Patrick Lathouwers liep graag rond in de winkel en sloeg een babbeltje met de klanten.  Als achtjarige wikkelde Nicolas Busschaert reeds tapijten.  Onderzoek heeft aangetoond dat deze vroege socializering van juniors grote voordelen biedt.  Zij zuigen op die manier het DNA van het familiebedrijf op.

3.   Alle juniors worden geconfronteerd met de uitdaging om zichzelf te bewijzen.  Lien Van de Velde zegt aan de buitenwereld te willen tonen dat zij niet bij Van de Velde werkt omdat zij de dochter is van.  Zij wil zichtzelf legimiteren en vindt dit soms lastig.  Edouard Janssen stelt dat iedereen hem kent bij zijn familienaam, maar dat hij ervoor wil zorgen dat hetzelfde gebeurt omwille van zijn voornaam.

4.    De meeste opvolgers starten niet in een leidinggevende functie, maar moeten zich een plaats verwerven in het familiebedrijf.  Dit gebeurt op verschillende manieren.  Sommigen starten onderaan de ladder.  (Yves Huts: “Dan ken je hoe alles in elkaar zit.”). Anderen krijgen bij hun aantreden een functie aangepast aan hun competenties (Janssen).  In derde instantie wordt de carrière ook buiten het familiebedrijf gestart (Janssen, Leysen).  Het is nog altijd niet empirisch bewezen welke methode de beste is.  Veel juniors, waarmee wij in contact komen, drukken wel hun spijt uit dat zij nooit buiten het familiebedrijf hebben gewerkt.

5.   Tenslotte blijkt uit de reeks dat de juniors in (erg) vermogende families vanop jonge leeftijd met geld en financiën leren omgaan.  Patrick Leysen moest de besteding van zijn zakgeld in een Excel sheet voorleggen aan zijn vader en Edouard Janssen moest een “livre des comptes” bijhouden.  Dit kan wellicht inspiratie bieden voor vele anderen.

 De reeks “Zonen en dochters”, waarvoor De Tijd zijn beste journalisten inzette, was op vele vlakken erg boeiend.  Hopelijk hebben ook andere familiebedrijven baat bij de lessen die wij in deze blog hebben geschetst.