Twee keer nadenken voor je verkoopt

03.11.2014

Wie als familiaal ondernemer de pensioenleeftijd bereikt, kan drie dingen doen: kiezen voor familiale opvolging, verkopen of de eigendom houden en het bedrijf door een externe manager laten leiden.

In een recente bijdrage plaatste private equity specialist Filip De Clercq kritische kanttekeningen bij de verkoop. Het zijn er vijf:

  • De Clercq waarschuwt voor al te groot optimisme omtrent de te verwachten overnameprijs.  De overnameprijs wordt immers zelden volledig in cash betaald.  Een gedeelte moet vaak onder de vorm van een zogenaamde "vendor loan" terug ter beschikking gesteld worden van de koper.  Ook wordt er met "earn out" formules gewerkt, waarbij de prijs wordt vastgesteld in functie van te behalen milestones.  Dit alles brengt met zich mee dat de verkoper meestal slechts drie keer de ebitda ontvangt in cash en wordt opgezadeld met een ongezellige onzekerheid omtrent de uitgestelde betaling.
  • Na de overname is de ondernemer zijn inkomen uit de vennootschap kwijt.  Wie jaarlijks 100.000 EUR verdiende moet minimaal 7 tot 10 miljoen EUR zonder risico kunnen beleggen om hetzelfde bedrag te bereiken.  In tijden van lage rente is dit niet evident.
  • Het gezonde familiebedrijf wordt uitgehold door allerlei overnamekosten, die op haar worden afgewenteld.
  • De overname wordt dikwijls betaald met gelden, die in het familiebedrijf zitten. In veel gevallen is er echter onvoldoende netto vrije cash flow om de prijs te betalen.  Men probeert dit euvel te ondervangen door meer omzet te realiseren, hetgeen vrijwel altijd ten koste gaat van de marge.  Het familiebedrijf wordt dus minder winstgevend.
  • Vermits er veel middelen nodig zijn om de overname te financieren investeert men niet meer in R&D.

Zowel voor de verkoper als voor het familiebedrijf zelf is dit een somber plaatje. Wat is dan volgens De Clerq de oplossing? Hij is groot voorstander van een fusie met een collega familiebedrijf. Een interessante piste, die nader onderzoek vergt.